In Moskou zou ik me niet per scooter in het verkeer durven te begeven. In Parijs (de mooiste en gezelligste stad op deze planeet) daarentegen, zou ik me als een vis in het water voelen op een scooter. En dan bedoel ik niet zo’n sneue (illegale, want opgevoerde) snorscooter waarmee Jan en Alleman zonder helm, maar gehuld in een zwaar vervuilende tweetakt-walm onze ‘grote’ steden onveilig maakt. Ik bedoel een serieuze scooter.
De scooters in Parijs zien eruit als afgebeulde werkpaarden; ze glommen alleen in de eerste week nadat ze de winkel hadden verlaten, er zitten krassen op en meestal ook zo’n hoes die je mooie kleren (ja, Parijzenaars/Parisiennes dragen ALTIJD mooie kleren!) beschermt tegen viezigheid/nattigheid. Het valt bovendien op, dat de scooterrijd(st)ers die hoes winter èn zomer gebruiken, zelfs bij temperaturen die toeristen verleiden tot outfits die weliswaar nog net niet het predicaat onzedelijk verdienen, maar dan toch zeker onsmakelijk mogen worden genoemd.
Daar ging het evenwel niet over. Ik raakte (weer) onder de indruk van de dikke scooters en vooral ook van de manier waarop ze daarmee in Parijs rijden. Gedecideerd gebruikmakend van alle ruimte die hen op het asfalt geboden wordt, maar niet zodanig dat het gevaarlijk is. Met een acceleratievermogen dat ze in staat stelt uit bijna elke potentieel hachelijke situatie te ontsnappen. De apparaten waarop ze zich zo ongenaakbaar voortbewegen hebben dan ook in de meeste gevallen tegen de 50 pk en produceren een dienovereenkomstig ‘dik’ geluid. Een geluid dat zelfs de koppige Parijzenaar die zich ondanks de grootstedelijke congestie per (rondom gebutste) auto door de stad blijft bewegen, ruimte doet maken voor de altijd zeer gehaaste scooteraars. Waarvan er overigens opvallend veel hebben gekozen voor zo’n hele ‘vette’ Yamaha TMax. Ik zou er ook eentje hebben als ik in Parijs woonde. Met een Akrapovic-uitlaat uiteraard.